
Toen er nog geen computers en internet waren zag wetenschap er natuurlijk anders uit. Zonder internet was natuurlijk moeilijker om kennis te delen. Wetenschappers waren meer tijd kwijt aan het verzamelen van achtergrondinformatie. Dus de komst van internet heeft denk ik veel veranderd aan de manier waarop wetenschap beleefd wordt en wat wij beschouwen als goed onderzoek.
Ik heb het al vaak gehad over complexiteit en hoe mensen met elkaar hun werkelijkheid vormen. Door eindeloos met elkaar te communiceren komen ze in talloze grotere en kleinere stapjes steeds verder in hun werk en kunnen we projecten afmaken.
Tijdens die eindeloze stroom aan communicatie, wat je kunt zien als een eindeloze stroom aan actie en reactie, vorm je anderen en wordt je tegelijkertijd door die anderen gevormd.
Jij vertelt jouw mening over iets. Dat zal bij de ander iets teweegbrengen. Hij of zij is het ermee eens, of juist niet, of hij reageert niet (wat ook een reactie is). En daar reageer jij dan weer op. Enzovoorts.
Als onderzoeker zit je daar ook midden in.
Ons werk wordt ook gewoon gevormd door talloze acties en reacties met bijvoorbeeld onze collega-onderzoekers, studenten, en reviewers. Dat maakt dat wetenschap niet neutraal is.
(Reviewers zijn mensen die werken bij wetenschappelijke tijdschriften en die wetenschappelijke artikelen die worden ingezonden door onderzoekers nakijken of ze van voldoende niveau zijn en qua onderwerp passen bij het tijdschrift waar het artikel voor ingediend is).
In deze blog staat de volgende stelling centraal:
‘Wetenschap is niet objectief.‘
Voordat je een artikel in een wetenschappelijk tijdschrift hebt weten te plaatsen moet je door een aantal fases waarin het onderzoek en het artikel daarover telkens op allerlei manieren wordt aangepast om aan expliciete, maar ook impliciete standaarden van wetenschappelijk onderzoek te voldoen.
Die expliciete en impliciete standaarden zijn vaak niet objectief. Dat kan ook niet, want er zijn allerlei opvattingen over wat goed wetenschappelijk onderzoek is. Een deel daarvan heb je kunnen lezen in mijn vorige blog op 3 pijlers van wetenschappelijk onderzoek.
Ik behandel voorbeelden waaruit blijkt dat wetenschappelijk onderzoek wordt gevormd door expliciete en impliciete wetenschappelijke standaarden van mensen uit het netwerk (en wetenschap dus niet neutraal is).
Ten eerste is het hele schrijfproces niet objectief.
Wetenschap is een heel talige bezigheid. Taal is levend en voor meerdere juiste interpretaties vatbaar. At komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in het schrijfproces.
In bijna alle wetenschappelijke artikelen lees je een min of meer chronologisch proces van hoe het onderzoek verlopen is. Ik zeg expres ‘min of meer’, want in werkelijkheid is het onderzoeksproces chaotischer dan de artikelen doen vermoeden. Je komt allerlei praktische problemen tegen, waardoor je toch nog wat extra interviews nodig blijkt te hebben, of dat je besluit toch nog wat documentonderzoek te doen. Al die details kun je nooit in een artikel kwijt, want je zit ook vast aan een woordenaantal dat door het tijdschrift waarin je publiceert wordt opgelegd.
Iedere onderzoeker zal dus moeten reduceren.
Om een duidelijk en helder verhaal te schrijven, moet je het proces en de details reduceren, en op zo’n manier opschrijven dat andere mensen het ook begrijpen.
Daarnaast moet je ook goed kijken naar de taal die je gebruikt in je artikel. In het begin van mijn promotieonderzoek heb ik een cursus academisch schrijven gevolgd, en geleerd dat wetenschappers in hun artikelen bepaalde frases, stijl en structuur toepassen in hun artikelen.
Dat zijn al allerlei kleine en grote aanpassingen die je doet om je boodschap bij je publiek over te laten komen. Je kunt het natuurlijk ook niet doen, maar dan is de kans dat je je artikel gepubliceerd krijgt klein.
Waar en hoe die keuzes gemaakt worden in het schrijfproces is een intuïtief proces en is dus niet objectief. De ene schrijver zal andere keuzes maken dan de andere.
Review
Bijna alle wetenschappers die een onderzoek afronden, schrijven er een artikel over en dienen het in bij een wetenschappelijk tijdschrift, zoals ‘International Journal of Project Management’, ‘Construction Management and Economics’, of ‘Journal of Purchasing and Supply Management’.
Bij dit soort tijdschriften werken mensen (reviewers) die de ingediende artikelen nakijken.
Als onderzoeker ben je afhankelijk van die reviewers, want uiteindelijk bepalen zij of je artikel wordt gepubliceerd in het tijdschrift.
Standaard formats waarin je werkt zijn niet neutraal
Meestal werk je met zo’n artikel in een standaard format dat door het tijdschrift wordt bepaald, zoals maximaal woordenaantal, de inhoudelijke focus en de structuur van het artikel.
Dit soort standaarden maken het mogelijk dat alle artikelen leesbaar zijn en een beetje vergelijkbaar met elkaar. Zo’n format waarin je moet werken beperkt je als onderzoeker.
Ik heb altijd bepaalde paragrafen moeten schrappen die ik nuttig vond voor het onderzoek.
Maar, zo’n format maakt tegelijkertijd ook mogelijk dat alle onderzoeken leesbaar zijn en vergelijkbaar met elkaar.
Zo’n format is dus niet geheel goed of slecht, maar het beïnvloedt wel hoe onderzoek wordt beschreven en dus ook een beetje de wetenschappelijke standaard.
Onderzoekers zijn afhankelijk van de mening van de reviewers
Naast dat de reviewers controleren of je artikel in het format past, geven ze ook hun mening over je artikel.
Denk maar terug aan je schooltijd: de ene leraar is wat strenger en de andere wat milder. Leerlingen die Nederlands kregen van mevrouw Jansen leken altijd hogere cijfers te hebben dan de klas van meneer de Vries.
Dat is niet te voorkomen, en bij reviews werkt precies hetzelfde ongrijpbare proces.
Dit moet je overigens niet lezen als een klacht.
Hoewel ik zelf soms moeilijk vond om de feedback van de reviewers te ontvangen (die was lang niet altijd mild!), heb ik daar van geleerd. Het zijn ervaren en slimme mensen. Soms kreeg ik ook tegenstrijdige feedback. Wat de ene reviewer goed vond aan mijn artikel vond de andere reviewer juist slecht.
Feit is dat je afhankelijk bent van de mening van reviewers.
Als onderzoeker reageer je ook altijd op de feedback van de reviewers. Dat kan een paar keer heen en weer gaan. In dat gesprek tussen onderzoeker en reviewer zit een deel retoriek. Dat wil zeggen dat je elkaar probeert te overtuigen van je gelijk. Dat scherpt je ideeën aan. En dit gesprek kan ook de ideeën van de reviewers aanscherpen.
Tenslotte…
Deze drie voorbeelden laten zien dat door de doorlopende interactie met mensen uit het netwerk de internationale wetenschappelijke standaard in een vakgebied gecreëerd wordt.
Dat betekent dus dat datgene wat wij als goed wetenschappelijk onderzoek beschouwen aan continue verandering onderhevig is.
Dat is enerzijds goed. We blijven scherp en daarmee verbetert het onderzoek zich telkens.
Anderzijds is het zo dat datgene wat we vandaag als goed wetenschappelijk onderzoek vinden, volgende week aan andere standaarden moet voldoen en dat we dat ineens minder goed wetenschappelijk onderzoek vinden.
Zo’n vaart zal het trouwens niet lopen hoor. Maar het is interessant om daarover na te denken. Thomas Kuhn heeft dat ook gedaan. Daarover schrijf ik een andere keer een blog. Dat wordt superinteressant. Beloofd!
Deze blog gaat over pagina 51 t/m 53 van: Venselaar, M., (2017). Work Floor Experiences of Supply Chain Partnering in the Dutch Housing Sector. Delft, Architecture and the Built Environment.
Download mijn proefschrift HIER.
Ik hoop dat je dit kijkje achter de schermen van de wetenschap leuk en interessant vond. Tot de volgende keer!
#leren #complexiteitstheorie #complexiteit #wetenschapsfilosofie #Wetenschapvertaald #communicatie